Blog: De Wilg

19 juni 2025 | Algemeen nieuws

Wilgen zijn typisch planten van onze streken. Een familie, waar ook de populieren bij horen, die zich in een rivierdelta met zijn natte veen– en kleigebieden helemaal thuis voelt. Wilgen groeien snel en overal waar maar een beetje vocht wat langer in de bodem blijft, maar er zijn ook leden die het op droge grond doen en daar met hun meterslange wortels het vocht zelf wel opzoeken.
Voor bomen of houtige struiken zijn ze wel bijzonder omdat ze geen kernhout aanmaken. De meeste boomachtige soorten maken dat hardere kernhout wel, om stevig te kunnen blijven staan. Dat was in de evolutie dus voor de wilgen niet nodig. Het snel kunnen breken is dan ook een verspreidingsmethode geworden; een evolutionair voordeel dus. Iedere tak of stam die op de grond komt maakt snel wortels en nieuw takken aan. Dat zie je na windworp of “schade” door overstroming dan ook overal gebeuren. Een stam in het water maakt binnen een paar dagen al de eerste wortels. Op het land zie je bij liggende stammen bijna meteen slapende knoppen uitlopen en ook wortels.

Er zijn veel soorten wilgen en ze kruisen ook nog eens makkelijk zodat een exacte soortbepaling knap lastig is. Je hebt vroegbloeiende soorten (februari-maart), laatbloeiende soorten (april-mei), en alles daartussenin. De wilg is in principe tweehuizig, dat wil zeggen dat de mannetjes– en vrouwtjesbloemen aan een andere boom of struik zitten.

Doordat de wilg snel groeit en makkelijk te bewerken is, hebben mensen sinds de oudheid veel gebruik gemaakt van wilgen. Van bouwhout voor tijdelijke schuilplaatsen, gereedschap, hekwerken, schoeisel, gebruiksvoorwerpen zoals lepels en manden tot vlechtmatten om als onderlaag voor stenen bij dijkversterking te dienen, en brandhout voor bijvoorbeeld bakovens. En wist u dat de salicylzuur in de wilgen pijnstillend en koortsverlagend is. Dieren weten de wilg dan ook goed hiervoor te vinden.
Om te kunnen oogsten legde men langs rivieren zogenaamde grienden aan; laag bij de grond afhakken zorgde voor enorme groei van nieuwe takken, die na een jaar of wat weer geoogst konden worden. Op het erf was het ook gewenst, maar omdat het vee het graag lust werd er op hoogte gesnoeid, zodat de beesten de knoppen en jonge takken niet uitvraten. Knotwilgen dus. In die knotten groeiden dan ook weer allerlei planten zoals fluitenkruid, vlier, robertskruid en tal van andere soorten die zo ook lekker buiten bereik van het vee bleven.

Een wilg is de meest biodiverse boom. Maar liefst 400 soorten kunnen op de wilg leven of maken er gebruik van. Uiteraard de nectar– en stuifmeeleters en nog veel meer soorten die in of van het blad eten. Mineerders en de rups van de wilgenhoutvlinder leven zelfs in de stam, wanneer die bijvoorbeeld door maaien beschadigd is. De vlinder legt de eitjes op het hout. De wilgenhoutrups eet zich door het hout om te verpoppen, stinkt enorm naar azijn en verkleurt van wit naar roodbruin in zonlicht.

Vrij naar Martin Stevens Wilde Weelde Appelter